Als je gitaar leert spelen raad ik je aan te beginnen met het spelen van liedjes die in de toonsoort C staan.

Dat klinkt ingewikkeld maar is het niet. Het is gewoon het spelen van Do Re MiFa So La TiDo en je begint dan op C.

Do is dus C.

Als je dat doet dan heb je alleen maar te maken met deze tonen: C D EF G A BC

Je hebt niet te maken met mollen of kruisen.

Kijk maar in de kwintencirkel. Bij de C bovenaan staan geen mollen of kruisen. Bij de rest wel.

Het is belangrijk dat je de tonen C D EF G A BC op de gitaar terug kan vinden. (Sleutelpagina De tonen)

Als je de C weet te vinden, dan weet je de rest ook te vinden. Want na C komt D, na D komt E, na E komt F, na F komt G, na G komt A, na A komt B en na B komt C. Steeds moet je één vakje overslaan om op de volgende toon uit te komen, behalve wanneer je van B naar C en van E naar F gaat.

BC en EF zitten tegen elkaar aan!

Je krijgt dus:

C D EF G A BC

Van E naar F is een halve toonafstand en van B naar C is een halve toonafstand.

Hoe kan je dat nu makkelijk onthouden?

Zo:

Van E ga je naar F.

Van B ga je naar E.

Van de letters E en B kan je een woord maken: EB (Eb en vloed)

Dus: EB

Je kan het ook onthouden met behulp van dit zinnetje:

Eet Friet Bij Coen

Op de volgende afbeeldingen zie je BC en EF groen ingekleurd.

Je zie dat deze twee tonen direct tegen elkaar aan staan.

Je ziet ook dat deze vier tonen samen een blokje vormen, behalve op de tweede en derde snaar. Dit noem ik het BCEF-blokje. (In de toonsoort C, in een andere toonsoort zijn het andere toonnamen, daarom is het beter om het blokje het 1347-blokje te noemen)

Zie Sleutelpagina Deelpatronen - Deel 12 - Bouwelementen - Het 1347-blokje

Je ziet nu ook dat dit niet geldt voor de overige tonen die nog over zijn:

C D

D E

F G

G A

A B

SP09A004